Peter Vandermeersch en Philippe Remarque over de overwinning van de kwaliteitskrant op online

Dit artikel werd eerder gepubliceerd bij Villamedia

Interview Negen jaar geleden bracht Villamedia een interview met de kersverse hoofdredacteuren Peter Vandermeersch (NRC) en Philippe Remarque (de Volkskrant). Vandermeersch is inmiddels hoofdredacteur af, Remarque staat ‘dicht bij het einde’. Een terugblik.

© Els Zweerink

In het zaaltje aan de Singel – hartje Amsterdam – vertelt Vandermeersch dat hij stipt op tijd weg moet om bij DWDD over de Brexit te spreken, waar hij inderdaad nog geen uur na dit interview samen met Jeroen Dijsselboem gewichtige analyses debiteert over de naderende Brexit. Hij viert een sabbatical van vier maanden en heeft deze dag voor het eerst lang uitgeslapen. ‘Gisteravond heb ik iets te veel gedronken na de voorstelling van Youp van ’t Hek’. Vanaf 1 september wordt hij correspondent voor NRC in Parijs. In de tussentijd gaat hij per motor zijn vrouws geboorteland Ierland doorkruisen.

Ze begonnen als hoofdredacteur in een periode dat online uitgeven nog in de kinderschoenen stond, maar zorgden beiden voor positieve resultaten en meer abonnees. Negen jaar geleden was toenmalig gasthoofdredacteur van Villamedia,  Yves Desmet, vooral benieuwd naar hoe ze met ‘Henk en Ingrid’ omgingen – de media zouden hen hebben verwaarloosd.

Remarque bekijkt de foto’s bij het interview van destijds: ‘Goh, wat waren we jong en idealistisch. Nu sadder and wiser, ha ha’.

Vandermeersch: ‘Ik was totaal vergeten dat Desmet destijds zo doorvroeg over of wij als kwaliteitskranten Henk en Ingrid wel genoeg in beeld hadden. Alle media waren daar toen mee bezig. Ik denk dat we de afgelopen negen jaar Henk en Ingrid ongelofelijk veel aan het woord hebben gelaten. Teveel.’

R: ‘Vanaf dat moment staken we de thermometer wel degelijk in verschillende lagen van de samenleving. We hadden veel verslaggevers ter plekke om zo uit onze natuurlijke bubbel te komen en andere geluiden te laten horen. De stemmen van Henk en Ingrid zijn politiek behoorlijk relevant geweest de afgelopen negen jaar.’

Uiteindelijk bleek de overgang van de krant naar online een grotere uitdaging.
R: ‘Internet werd inderdaad snel relevant. Mijn voorganger (Pieter Broertjes) had in dat opzicht al veel gedaan, maar er was geen verdienmodel. De Persgroep – die net de Volkskrant had overgenomen – en ik hadden het idee dat we vooral de papieren krant beter konden maken; dat was de energie waarmee ik binnen kwam. NRC liep de afgelopen jaren voor ons uit in hun totale benadering van de online lezer via marketing en ICT. Het is een heel nieuw spel. Als kleinere entiteit heeft NRC dat beter naar haar hand kunnen zetten. Als je bij een groot bedrijf als de Persgroep zit heb je schaalvoordelen en kun je investeren. Maar het nadeel is dat je wat langzamer gaat. De grote revolutie waarin lezers migreren naar online platformen, en het inzicht dat je daar serieuze kwaliteitsjournalistiek kunt bedrijven en er ook geld mee kunt verdienen, kwam bij ons iets later. Maar we hebben er het afgelopen jaar wel de versnelling opgezet.’

V: ‘Bij het opruimen van mijn bureau vond ik aantekeningen die ik had bewaard van mijn sollicitatie­gesprekken met de redactieraad – waarover ze me had bevraagd – en ik heb het woord online daarin niet gevonden. Het zal wel aan bod zijn gekomen, maar zo beperkt dat ik het niet heb opgeschreven. Het ging over de krant, de voorpagina en hoe groot de foto moest zijn. En of ik ook tabloid overwoog, zoals ik dat een paar jaar ervoor bij De Standaard had ingevoerd. De gesprekken met mijn opvolger staan nu te beginnen en het thema zal ongetwijfeld zijn hoe NRC digitaal verder gaat. Achteraf kom ik erachter dat het mijn verhaal was om de krant van papier naar digitaal te brengen. Maar strategie is iets wat je achteraf op dingen plakt die je toevallig hebt gedaan. In 2010 wisten we niet dat het zo belangrijk zou gaan worden.’

Hebben jullie iets van elkaars aanpak geleerd?
V: ‘Wel, ik denk dat we dagelijks naar elkaars kranten kijken. We leren voortdurend van elkaar. Ik kijk soms met bewondering en afgunst hoe de Volkskrant omgaat met pagina 3, en zelfs de voorpagina. Ze durven daar soms dingen te doen waarvan ik zeg: godverdorie dat is goed gevonden. Het is lang niet het zwaarste verhaal, het is ook niet dé grote analyse van het klimaat­akkoord, maar wel een leuk, scherp en goed verhaal dat ergens in het land is opgetekend. Wij schrikken daar nog altijd van terug. Auteurs van hele mooie stukken zeggen bij ons te snel dat hun verhaal niet iets voor de voorpagina of pagina 3 is; het gewicht van die twee pagina’s is heel groot. Op de redactie zeg ik dan: kijk, zij durven eens een ánder verhaal een groot podium te geven. Een artikel dat het eigenlijk ook verdient om daar te staan en dat karakter en kleur geeft. Terwijl wij daar toch nog een beetje bang voor zijn, kan dat de krant deugd doen.’

R:‘Ha ha, en wij hebben regelmatig discussie of pagina 3 niet te veel van de actualiteit afwijkt. Ik vind dat Peter de marketing van zijn krant goed heeft aangepakt. Hij zat misschien net iets te veel in de DWDD, maar het waren goede optredens en hij laat geen kans voorbij gaan om te benadrukken dat er tweehonderd redacteuren aan het werk zijn om iedere dag een kwaliteitskrant te maken. Hij maakt zo slim duidelijk dat er uren, intellect en energie gaan zitten in het uitzoeken en goed opschrijven van dingen, en dat die grote redactie dus een meerwaarde creëert ten opzichte van gratis nieuws.’

Werd je overigens wel gevraagd bij DWDD of zei je vaker nee?
R: ‘Ik heb in het begin ook vaak nee gezegd, omdat ik het moeilijk vond om zomaar over verschillende onderwerpen snel iets te berde te brengen. Toen ik nog schrijvend journalist was had ik dagen om iets goed uit te zoeken, en nu moest ik even snel – op de fiets naar de studio – mijn correspondent bellen en zeggen: hoe zit dat eigenlijk daar? Daar voelde ik me niet altijd even senang bij. Ik denk ook dat Peter een groot televisie-talent heeft, dat ik niet zo heb.’

V, grijzend en quasi op zijn horloge kijkend: ‘Overigens moet ik op tijd weg voor DWDD’.

Zou je niet in het gat dat Twan Huys achterlaat willen stappen; een talkshow?
V: ‘Neuh, ik hou van televisie om er zeer geregeld aan te schuiven, maar de televisiewereld is een slangenkuil; dat zou niets voor mij zijn.’

Zouden jullie van baan willen ruilen?
R: ‘Ik kreeg een sms’je van een oude vriend van mij die bij Peter werkt met de link naar de vacature voor zijn opvolger, met de vraag: “Is dit niet iets voor jou?”. Ik schreef: “Dat zou hoogverraad zijn.” Zo voelt het toch altijd nog wel. We zijn echt wel verschillende clubs. Ik zou het heel interessant en aanlokkelijk vinden, maar nogmaals, de nestgeur van je eigen club en alle energie die je daarin hebt gestoken om die er beter uit te laten komen dan de concurrent, maken dat moeilijk. Maar goed, Cruijff heeft ook een seizoen bij Feijenoord gevoetbald.’

V: ‘Ik ben zo vergroeid met wat NRC; dat kan je eigenlijk niet maken. Het zou denk ik niet gepikt worden.’

Columnist Max Pam verweet jou in de Volkskrant meer een marketeer dan een journalist te zijn geweest voor NRC. Heeft hij een punt?
V: ‘Dat is mij in België ook verweten toen ik Marketeer van het Jaar werd (in 2007). Ik heb toen even gedacht het te weigeren. Naast mij waren een klassieke marketeer van een groot automerk genomineerd en burgemeester Patrick Janse van Antwerpen, omdat hij het positieve van de stad weer op de kaart zette. Ik werd het omdat ik De Standaard van een 20ste eeuwse tot een 21ste eeuwse krant had gemaakt en er een opiniekatern aan had toegevoegd. Natuurlijk is zo’n prijs een beetje gênant. Tegelijk is het een eis om ook marketeer van je product te zijn.’

R: ‘Ik was laatst bij Dagens Nyheter, de grootste kwaliteitskrant in Zweden, en daar is de hoofdredacteur de chief marketing officer. Dat zie ik bij ons niet gauw gebeuren, maar je merkt dat online marketing andere wetten kent. Op internet moet je je duidelijker als kwaliteitskrant onderscheiden. Marketing online is marketing van de inhoud. Je maakt reclame met je artikelen. We laten de marketeers, meer dan voorheen bij print, achter de schermen kijken om ze te laten zien wat onze overwegingen zijn.’

Hoe zie jij je toekomstige overstap; toen je aantrad zei je in een interview maximaal vijf tot zeven jaar hoofdredacteur van de Volkskrant te zullen zijn?
R: ‘De dag na dat interview belde Christian Van Thillo. Hij vond het een prima verhaal maar vond dat laatste “een héél domme uitspraak”. Hij voorspelde dat ik daar spijt van zou krijgen en daar had hij wel gelijk in. Het was een te drieste uitspraak, maar vanuit de redenering dat er altijd weer nieuwe energie en nieuwe gedachten moeten zijn. Ik sta redelijk dicht bij het einde denk ik. Het is goed voor een krant als er af en toe een nieuwe hoofdredacteur is.’

Mijn beide dochters overwegen de School voor Journalistiek te gaan doen. Is dat wel slim?
R: ‘Het is het mooiste vak ter wereld. Je mag zo maar je neus in andermans zaken steken en daar word je nog voor betaald ook.’

V: ‘Het blijft een cruciaal beroep voor het functioneren van de democratie. Door de opkomst van nepnieuws crucialer dan ooit. Daarom denk ik dat goede journalisten de komende jaren meer dan ooit nodig zijn. Waar we aan het begin van dit decennium vreesden voor het economisch model en dachten dat we allemaal armoedzaaiers zouden worden, ontdek je nu ineens: Maar nee, er zit geld in die sector en je kunt er ook je brood verdienen op een heel fijne manier.’

R: ‘Er vindt wel een soort consolidatie plaats. Het aantal vaste banen voor journalisten is de afgelopen jaren per saldo ingekrompen, vooral in de regio- en buitenlandjournalistiek. Maar er zijn ook nieuwe kansen en mensen blijken toch bereid online te betalen voor journalistiek. De Correspondent heeft zo’n 40 fte in dienst; dat zijn goede ontwikkelingen. Ook wij nemen overigens nog steeds jonge mensen aan – ook in vaste dienst.’

De ontwikkelingen in de journalistiek gaan snel. Sluit het onderwijs daarop aan?
R: ‘Veel van onze jonge redacteuren hebben een journalistieke master­opleiding. Maar recent hebben we nog een jong en groot talent aangetrokken die de school voor journalistiek heeft gedaan. Dat kan ook prima. Zelf ben ik journalist geworden zonder enige journalistieke opleiding, en dat kan ook uitstekend.’

V: ‘Ik ben voorstander van een gecombineerde opleiding. Studeer rechten, sociologie, geschiedenis, biologie, een taal of whatever en probeer er journalistiek bij te doen. Redacties zullen straks meer dan ooit bevolkt zijn met mensen die inhoudelijke economische of juridische kennis hebben.’

R: ‘Dat ervaren wij ook zo. We hebben een paar ingenieurs van de TU Delft en daar doe je enorm je voordeel mee. Natuurlijk moeten ze geweldig kunnen schrijven, maar dat is wel te ontwikkelen.’

Waar zijn jullie trots op?
R: ‘Mijn beste beslissing was cultuurkatern V. Bij mijn aantreden zei ik meteen dat we het hipste katern van Nederland gingen maken, sterk afwijkend van het nieuwskatern. Ik vond onze kunstjournalistiek heel goed maar ik wilde wat minder huiswerk en meer verleiding in hoe we stukken brengen. Het kon veel beter, spannender en intelligenter. Als leider moet je durven veranderen. Ik ben blij dat ik die beslissing, gebaseerd op buikgevoel, durfde nemen. Het was een sprong in het diepe. Maar ik heb sindsdien vaak gehoord van mensen dat ze meer kunst zijn gaan lezen.’

V: ‘Op de toch zeer succesvolle overgang naar digitaal. We hebben meer abonnees dan toen ik begon. Er is één cijfer waar ik bijzonder trots op ben: één op drie van de nieuwe abonnees is jonger dan 35 (in 2017). Aanvankelijk geloofde ik het niet eens. Maar dit toont dat wat wij doen wel degelijk relevant is voor mensen tussen 25 en 35. Dat vat mijn trots en hoop voor de toekomst samen.’

Je was minder trots op je beruchte woede-uitbarstingen ter redactie, zo bleek uit je afscheidsinterview in NRC.
V: ‘Ja ik ben ongeduldig. Dat vonden ze bij De Standaard ook. En opvliegend. Ik heb dat hier in Nederland leren temperen. Maar het is misschien ook wel een beetje mijn verdienste dat ik soms zeg “cut the crap, we gaan het nu gévédé zo doen. En als je het er niet mee eens bent, pech.” Sommige mensen bij NRC zeggen wel dat het goed was dat ook eens iemand op die manier opereerde, om er meteen aan toe te voegen dat ik soms iets te hard was. En dat geloof ik ook wel.’

Tot slot: gaat Philippe Remarque straks terug naar het journalistieke handwerk – zoals Peter Vandermeersch – of word je burgemeester zoals je voorganger?
R: ‘Dat laatste kan ik uitsluiten. Het lijkt me een hondenbaan. Ik was een tijd politiek verslaggever in Den Haag en heb die wereld leren kennen. Mensen gaan de politiek in om te strijden voor idealen en wat er dan volgt is meestal niet zo aangenaam. Dat ambieer ik niet. Het vak zal mij altijd blijven trekken, maar ik heb ook veel belangstelling gekregen voor hoe de journalistiek transformeert op het digitale vlak, dus misschien ga ik iets aan de uitgeefzijde doen. Ik kan er verder nog niks over zeggen.’

V: ‘Hé, Philippe, we zouden toch op dezelfde dag weggaan?’
Zich weer tot de interviewer wendend: ‘Dat hadden we afgesproken toen we een keer over onze toekomstplannen spraken. Dus toen ik op 6 februari mijn afscheidsspeech had gegeven kreeg ik ’s avonds een app’je van Philippe met de tekst: “Nu heb ik nog maar een paar uur om aan te kondigen dat ik wegga”.’

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


Warning: Undefined array key "cptch_required_symbol" in /home/public/sites/www.fransoremus.nl/wp-content/plugins/captcha/captcha.php on line 501

1 × negen =