Rubriek Uitgevers en omroepen zijn op zoek naar nieuwe verdienmodellen sinds het online tijdperk definitief is aangebroken. Frank.news legt jonge en langer lopende startups uit de media branche in deze serie onder de loep en kijkt of ze kansrijk of kansloos zijn. Vandaag de vraag: Heeft Follow the Money zich bewezen?
©VLAM / Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Frank.news.
Een nieuw verdienmodel kan het in 2009 opgerichte journalistieke onderzoekplatform Follow the Money (FTM) eigenlijk niet meer worden genoemd. Na zeven jaar zou een eventueel bestaansrecht wel veroverd moeten zijn. En toch: de vraag of FTM zijn plek in het medialandschap inmiddels heeft verworven is nog niet gemakkelijk te beantwoorden. In financieel opzicht zou de gemiddelde accountant waarschijnlijk oordelen dat de missie is mislukt. Er wordt nog geen winst gemaakt en er zijn geen mensen in dienst, erkent hoofdredacteur en medeoprichter Eric Smit. ‘We werken met 16 deeltijdfreelancers, die we uiteindelijk een vaste baan willen geven zodat ze een huis kunnen kopen en pensioen opbouwen. Maar zover is het helaas nog niet.’ Smit en medeoprichter Arne van der Wal ontvangen een management fee uit de BV, maar veel is dat niet, zo laat Smit doorschemeren.
Inmiddels werd sinds de oprichting een kleine 180.000 euro verstookt aan subsidie en krediet, afkomstig van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. En het fonds blijft enthousiast; dit jaar mocht FTM nog eens een subsidie van 27.000 bijschrijven, dit keer voor gamification – het toevoegen van spelelementen die de lezer moet stimuleren interessante informatie te delen in de hoop hiermee the wisdom of the crowd te kunnen benutten. FTM ging hiervoor recent in zee met gamedeveloper Marijn Harinck (Huckleberry), die eerder meeschreef aan de Volvo Ocean Race Game en Squla, een leerplatform voor scholieren.
Follow the Money lijkt hiermee toch weer geloof te krijgen in een verdienmodel voor onderzoeksjournalistiek, waar dit eerder – in 2012 – leek opgegeven toen FTM concludeerde dat er ‘geen goed zakelijk verdienmodel’ voor onderzoekjournalistiek bestaat. De start up was inmiddels gestopt met het schrijven van branded content voor uitgevers als Elsevier – waarmee aanvankelijk de eigen verhalen gefinancierd werden – en zette vanaf 2014 vol in op onderzoeksjournalistiek via ‘alternatieve financiering’: financiële giften van ideële charitatieve fondsen en geld van particulieren met verantwoordelijkheidsgevoel. Wat dit precies heeft opgeleverd is onduidelijk. Maar FTM bestaat nog en zet sinds kort sommige artikelen achter een betaalmuur, uitsluitend te slechten via Blendle of een lidmaatschap van FTM. Volgens Smit zijn er nu 1600 FTM-leden die (minimaal) 80 euro per jaar betalen. Het aantal unieke bezoekers bedroeg in de maand maart 208.000. Voor marketing of advertenties heeft de start up geen geld. Wel loopt er een – gratis – campagne van endorsement-filmpjes op sociale media, waarin journalistieke kopstukken als Wouke van Scherrenburg en Joris Luyendijk oproepen lid te worden van FTM.
De doelstelling van ‘de journalistieke beweging’ FTM luidt officieel: ‘(..) Onderzoek doen naar mensen, systemen en organisaties die zich (financieel-economisch) misdragen (..). Ons wapen: radicaal onafhankelijke onderzoeksjournalistiek’.
Al met al klotst het geld nog niet tegen de plinten van het FTM-redactiekantoor aan de Amsterdamse Overtoom. Wat niet lijkt te helpen is dat het bedrijfje steeds een andere koers vaart in zijn verdienmodel. Wat we niet mogen vergeten is dat het de oprichters nooit om winstmaximalisatie te doen was; de weging mag dus niet alleen op die grond plaatsvinden. De doelstelling van ‘de journalistieke beweging’ FTM luidt officieel: ‘(..) Onderzoek doen naar mensen, systemen en organisaties die zich (financieel-economisch) misdragen (..). Ons wapen: radicaal onafhankelijke onderzoeksjournalistiek’.
Als we kijken naar de journalistieke waardering die deze startup oogst komt een ander beeld naar boven. Al vier keer mocht Follow the Money prestigieuze journalistieke prijzen in ontvangst nemen. Twee keer De Tegel: in 2013 voor Jesse Frederik en Eric Smit (met een artikel over financiële derivaten bij semi-overheidsinstellingen) en in 2015 voor Robert Kosters (over de verkoop van Douwe Egberts aan Duits pivate equity bedrijf. Eén keer de prijs voor beste online onderzoeksjournalistiek door Eelke van Ark (2014, over de achterkamertjesdeal bij de Achterhoekse thuiszorgorganisatie Sensire) en in 2011 kreeg Stefan Vermeulen De Loep aanmoedigingsprijs voor zijn verhaal over de ICT-rampspoed bij de gemeente Amsterdam.
Een oermens. Een brisante, hittezoekende raket die door de achteringang binnenkomt. Een stukjesschrijver die zijn slachtoffers tot wanhoop en woede drijft.
De ontwikkeling van FTM lijkt nauw samen te hangen me die van Eric Smit, meer dan met die van de wat kleurlozer Van der Wal, die overigens zijn sporen verdiende als hoofdredacteur van FEM Business. Jort Kelder, die zeven jaar samenwerkte met Smit bij Quote typeerde hem in het boek ‘Gratis maar niet goedkoop’ (van Govert Schilling, over op- en ondergang van dagblad De Pers) zo: ‘Een oermens. Een brisante, hittezoekende raket die door de achteringang binnenkomt. Een stukjesschrijver die zijn slachtoffers tot wanhoop en woede drijft.’ Bij voormalig dagblad De Pers, waar Smit met slaande deuren zijn biezen pakte, konden ze erover meepraten. En anders wel Nina Brink. De ruzie met haar begon in Smits’ Quote-periode, toen hij in een voorpagina-artikel suggereerde dat zij een sm-relatie met voormalig World Online-topman Mickey Schulhof had. De Quote-cover kopte die maand: ‘Ohhh Nina. Geld, macht en seks: de perverse praktijken van een powerlady.’ Brink was uiteraard not amused en jarenlang juridisch getouwtrek tussen de twee was het gevolg. De ‘zaak Brink’ heeft 110.000 euro gekost, zo geeft Smit een kijkje in zijn keuken in het op 26 april te verschijnen boek ‘Journalist te koop’ van Arnold Karskens. Pitbull Smit wist van geen ophouden en dook voor zijn vuistdikke boek ‘Nina’ diep in de geruchtmakende beursgang van World Online, die Brink plotsklaps puissant rijk had gemaakt. Brink betwistte de inhoud en spande juridische procedures aan tegen de auteur en liet onder meer beslag leggen op al zijn bezittingen. Uiteindelijk werd gekozen voor mediation. Volgens La Bink omdat ze ervan was geschrokken ‘dat er nauwelijks iets’ op Smits bankrekening stond, terwijl ze had gedacht dat hij rijk was geworden van het boek. Enfin, er verscheen een bijlage bij iedere nieuwe druk van ‘Nina’ waarin Brink haar kant van het verhaal vertelt, zo kwamen de twee overeen. Smits bezocht Nina en haar man Pieter Storms zelfs in hun stulpje in Cannes en heeft voor zover ik weet geen letter meer over haar geschreven.
Nog een paar jaar en FTM is een begrip waar de mediawereld niet omheen kan.
Kort en goed. Als onderzoeksjournalistiek iéts nodig heeft is het wel de mentaliteit van een pitbull die ook nog eens de capaciteit heeft om door te gaan waar anderen afhaken. Het bestaan van FTM en de inmiddels toegekende prijzen laten zien dat de methode-Smit langzaam school maakt. De uitvinder ervan lijkt ontwikkeld tot een gedegen voorman van een ambitieuze groep journalisten die zijn visie ook graag uitlegt bij Pauw of op Radio 1. En dat onderzoeksjournalistiek geen vetpot is, tja dat weet iedereen. Daar was het Smit nooit om te doen. Dat siert hem en zijn prijswinnende freelancers, die soms vertrekken naar de concurrent – zoals Jesse Frederik naar De Correspondent – en waarmee FTM ook een kweekvijver blijkt. Nog een paar jaar en FTM is een begrip waar de mediawereld niet omheen kan.