(Uit Volkskrant Magazine, 18 januari 2014)
‘Zijn wij arm?’, vraagt mijn oudste dochter (15) tegen beter weten in. Ze doet dat wel vaker. Het doel is ons erop te wijzen dat ze vriendinnen heeft wier ouders wel een iPhone 5 en Sendra laarzen voor hun kinderen aanschaffen. De vraag komt nu alleen op een pijnlijk moment: ik ben net aan het berekenen hoeveel ons gezin straks maandelijks minder te besteden heeft. Want sinds kort ‘zit’ ik – na 24 jaar onafgebroken werken – in de WW.
Reorganisatie, u kent het vast. Mijn salaris is hierdoor met ongeveer dertig procent gedaald. Dat zou goed te doen moeten zijn voor een gezin met tweeënhalf keer modaal en twee kinderen, zult u denken. Maar de werkelijkheid is dat we al jaren iedere maand stevig rood staan en altijd een zucht van verlichting slaken als we alle rekeningen hebben betaald; van hypotheek tot bijdrage voor de schoolmelk. Het kwam altijd weer goed omdat we jarenlang wisten dat we iedere maand weer die mooie salarissen gestort kregen en daarnaast een buffertje opbouwden voor ‘calamiteiten’ – een begrip dat we wel steeds verder uitrekten. Zo kon een mooie jas die – ‘net nu’ – in de uitverkoop hing al het label calamiteit krijgen waarvoor de buffer mocht worden aangesproken. Volgende week kan de uitverkoop immers afgelopen zijn.
We zijn kortom spenders, en zelf geef ik het slechtste voorbeeld. Ik verkies een vakantie boven onderhoud aan het huis en ik lunch graag buitenshuis – een begrotelijke kostenpost. Mijn dochter leg ik daarom uit dat we niet arm zijn maar dat we – omdat papa ‘nu even’ werkloos is – wel iets zuiniger moeten zijn.
Met een steen in mijn maag spoed ik me naar de trein
De vraag of die werkloosheid echt niet lang zal duren houdt me in werkelijkheid al weken in de ban. Eigenlijk sinds de dag dat ik als donderslag bij heldere hemel mijn ontslag kreeg aangezegd. Die dag wil ik thuis werken omdat ik grieperig ben en een klus moet afmaken. Als ik mijn chef bel om dat te melden, reageert hij compleet anders dan verwacht. ‘Uhm, er is zo een personeelsbijeenkomst. De dingen die daar worden gezegd wil je vast uit de eerste hand horen.’
Met een steen in mijn maag spoed ik me naar de trein. Het conflict waarin de directie van het bedrijf waar ik werk is beland – en waar een aantal media over berichtte – heb ik de afgelopen maanden effectief verdrongen. Ik kon er toch niks aan veranderen. In de trein komt dit conflict me plotseling levendig voor de geest. Natuurlijk, er moet gereorganiseerd worden!, zie ik ineens helder. Ze zouden me toch niet..?
Zwetend kom ik het zaaltje binnen waar de het personeel bijeen is geroepen. De gezichten staan strak en somber. Er blijken knopen doorgehakt. Diezelfde dag verliezen mensen hun baan. Die kunnen een gesprek krijgen met de externe personeelsconsultant die speciaal voor deze dag is ingehuurd en met empathische blik in de leegte staart. Intuïtief voel ik dat ik die dag zonder baan het pand verlaat. En inderdaad, nog geen uur later sta ik met mijn chef in de tuin, kijkend naar een ontluikende punthortensia, en krijg ik te horen dat mijn twaalfjarige dienstverband wordt beeindigd.
Terug in de trein bonken woorden uit het gesprek in de tuin als ‘crisis’, ‘noodzakelijk ingrijpen’ en ‘niks persoonlijks’ door mijn hoofd. Met een klap ben ik beland op de kille vloer van werkloosheid.
Sindsdien spelen zich vele malen per dag de slechtst denkbare scenario’s in mijn hoofd af. Die ontrollen zich volgens een vast stramien: ook mijn vrouw belandt in een reorganisatie waardoor we snel ons onder water staande huis moeten verkopen en we terecht komen in een grauw flatje. Naast nare buren.
Het draaiboek kent vele variaties. Zoals dat een van ons tweeen ook arbeidsongeschikt raakt. Of mijn dochters kunnen niet zonder peperdure huiswerkbegeleiding of moeten aangepast schoeisel dat niet meer wordt vergoed. Of… of….
Ook mijn vrouw belandt in een reorganisatie waardoor we snel ons onder water staande huis moeten verkopen en we terecht komen in een grauw flatje
Met een schok ontwaak ik steevast uit deze dagdromen die geen enkel doel lijken te dienen. Anders dan dat ik nog naarstiger op banensites ga speuren en koortsachtig bekijk waarop we kunnen bezuinigen. En ook na enkele maanden heb ik nog steeds momenten van ongeloof dat mij dit is overkomen: werkloosheid. De afgelopen twaalf jaar waarin ik mijn laatste functie uitoefende liep gelijk op met het krijgen en opvoeden van kinderen. Een periode waarin nauwelijks tijd was voor reflectie op je eigen leven, laat staan op je positie op de arbeidsmarkt. Ik was blij dat ik leuk werk had.
En dan ineens zit je thuis op de bank. Iets waar je misschien wel eens van droomt in de eerste periode dat je kinderen worden geboren, zodat je veel tijd bij ze kunt doorbrengen. Maar beide dochters zijn inmiddels aan het puberen en de oudste kijkt me met onverholen irritatie aan wanneer ik, van de nood een deugd makend, haar al weer uit school zit op te wachten met een pot thee. De jongste waardeert het wisselend dat ik haar nu iedere dag van school haal, maar wil wel monopoly met me spelen. De oudste vroeg laatst streng: ‘Wanneer ga je nou weer werken?’.
Als je niet oppast loop je vast. Het jargon waarmee je als werkloze wordt geconfronteerd helpt daarbij niet. Het begint met de term ‘boventallig’ zoals je werkgever je ineens kwalificeert. Daarna beland je in een ‘sociaal plan’ met alle vakbondsretoriek die daarbij komt kijken en voor je het weet ben je je aan het inschrijven als ‘werkzoekende’ bij het UWV. De infantiel opgetuigde website van deze uitkeringsinstantie suggereert klantvriendelijkheid, maar dat is schijn.
Op een simpele vraag blijken verschillende antwoorden mogelijk en voor je het weet raak je verzeild in een carrousel van vragen (hoe verleng ik mijn inschrijving?, tot wanneer sta ik ingeschreven bij UWV?) waarvan je de antwoorden niet wilt weten. Wat ik wel wil weten is hoe het UWV mij kan helpen wanneer ik in arren moede zou besluiten als zzp’er verder te gaan. Ho, dat gaat zomaar niet. Voordat het UWV zich daarover uitspreekt dien je vier sollicitatieactiviteiten per maand te melden in je ‘werkmap’. Via dezelfde werkmap communiceer je met je ‘werkcoach’.
‘Start u zonder toestemming, dan kan dit eventueel gevolgen hebben voor uw WW-uitkering’, eindigt hij hartelijk
Als ik de eerste keer schuchter digitaal contact te leg met deze coach (de eerste mens achter de UWV-machine waarmee ik in contact treed), legt ik uit dat ik vermoed dat in mijn beroep – journalist – de kansen op werk groter zijn wanneer ik als zzper doorga. Direct krijg ik een dreigend klinkend antwoord in mijn werkmap , ondertekend door Van S. ‘Om een eigen bedrijf te kunnen starten vanuit een WW-uitkering, dient u vooraf schriftelijk toestemming van een adviseur werk te hebben’, schrijft hij. Zijn boodschap staat vol verwijzingen naar de labyrintische website die ik al had doorgeworsteld. ‘Start u zonder toestemming, dan kan dit eventueel gevolgen hebben voor uw WW-uitkering’, eindigt hij hartelijk.
Begrijp ik goed dat als ik nu een freelance opdracht zou krijgen, ik die niet mag aannemen, of dat mijn WW-uitkering dan in gevaar komt?’, pareer ik. Het laatste is het geval, maak ik op uit zijn antwoord. Ik moet namelijk eerst de ‘bijeenkomst ZZP’ volgen, waarvoor een uitnodiging is bijgevoegd. Liever wil ik meteen een afspraak met de adviseur maken. Hoe eerder ik kan beginnen, des te beter voor de schatkist, redeneer ik. Daarnaast heb ik ooit al eens vijf jaar als zzp’er gewerkt, dus al enige ervaring. Maar nee: ‘Na het bijwonen van de voorlichtingsbijeenkomst kan er een afspraak ingepland worden met een zzp werkcoach’, luidt het volgende barse bericht. Dat dit keer niet komt van de hand van de korzelige, maar mij inmiddels toch enigszins vertrouwd geraakte Van S., maar is ondertekend door W. De coaches blijken je niet individueel bij te staan. Ze maken deel uit van ‘Team E-dienstverlening UWV WERKbedrijf’ en dragen aldus de geuzennaam e-coach.
Werkloosheid heeft mijn leven veranderd, concludeer ik na vijf maanden ‘vrijstelling’ en een maand WW. Ik kon iedere zomerdag van het vorige jaar plukken – tijd zat – maar ik deed het niet. De weekenden waren niet echt weekenden, in de zin dat je het gevoel had dat je ‘verdiend’ vrij had. En ook de mensen in mijn omgeving deden vreemd. Op het tennisclubje van woensdagochtend viel er nadat iedereen aan elkaar had gevraagd hoe het ze ging een pijnlijke stilte als ik aan de beurt was. ‘Ahum, zullen we dan maar een baan reserveren’, zie iemand dan na tijdje.
Het kan minder diplomatiek. De oma van een vriendinnetje van mijn dochter – wier zoon George net failliet werd verklaard nadat hij met papa’s geld een bedrijfje in tickets was begonnen – schreeuwde laatst pal over het schoolplein: ‘En, heb je nou al een baan?’. Ik was in gesprek met andere ouders, die niet wisten dat ik werkloos was. Allen keken haar kant op. En toen weer naar mij. ‘Neuh, maar ik ben wel met van alles bezig’, antwoordde ik. ‘Jahaa, dat kennen we’, gilde ze terug terwijl ze haar kleinkinderen de auto in duwde.
De woede kwam pas toen ik met mijn dochter terug naar huis fietste. ‘Werd ik hier vergeleken met die diep gezonken corpsbal van een zoon van haar!?
Ik besluit het UWV tegemoet te treden zoals je dat bij een agent doet in een alcoholcontrole terwijl je weet dat dat laatste slokje er net een teveel was. Aardig en meelevend dus. Met die houding meld ik me op 6 december bij de ZZP bijeenkomst op het UWV kantoor op een industrieterrein aan de Haagse Platinaweg. Vanwege een lekke band ben ik een minuut te laat. De receptionist kijkt bedenkelijk. ‘Kan dat nog?’, vraagt hij aan een collega. ‘Nou, dat denk ik niet’, antwoordt die. Door een beveiliger word ik uiteindelijk toch naar een lokaaltje gebracht waar zes lotgenoten naar een Powerpoint-presentatie kijken.
Een UWV-ambtenaar met lesbevoegdheid scrolt stoïcijns door het programma en beantwoordt geroutineerd de vaak verontwaardigde vragen van de gedwongen cursisten. ‘Maar mag ik zolang ik vrijgesteld ben van werk door mijn werkgever dan niet vast wat doen, zodat als ik straks in de WW kom meteen aan het werk kan in mijn bedrijf?’, vraagt een vijftiger met ongeloof in zijn stem. ‘U mag alles doen’, antwoordt de UWV’er onaangedaan, ‘maar u heeft dan geen recht meer op WW omdat we dan niet meer kunnen spreken van een bedrijf beginnen vanuit de WW.’
‘Jij komt er wel!’ is een zin die ik de laatste tijd vaak hoor uit de mond van vage kennissen en bekenden die ik tijdens mijn dagelijkse wijkwandelingen tegen kom
Als ik beken dat ik tijdens mijn periode van vrijstelling alvast een website voor mijn bedrijfje heb gemaakt, kijkt de UWV’er enkele seconden alsof hij eten proeft. ‘Staat ie al online en staat er vermeld dat klanten u voor opdrachten kunnen benaderen; dat mag inderdaad niet’, concludeert hij dan streng.
Zonder elkaar aan te kijken verlaten de cursisten na anderhalf uur met uitdrukkingsloze gezichten het gebouw.
‘Jij komt er wel!’ is een zin die ik de laatste tijd vaak hoor uit de mond van vage kennissen en bekenden die ik tijdens mijn dagelijkse wijkwandelingen tegen kom. Met deze dooddoener kun je het onderwerp werkloosheid verder vermijden. Je komt er wel, dus waar hebben we het over? Het kan een sympathieke manier zijn om te laten merken dat je niet alleen als loonslaaf wordt beschouwd, maar ook als mens. Sommige van deze types verdenk ik er echter van dat ze gewoon helemaal geen zin hebben om mijn sores aan te horen. Omdat het hen zelf zo goed gaat. Of omdat het te dichtbij komt.
Erger is de ambitieuze ambtenaar die ik al jaren ken en die met zijn ellebogen en zalvende stem talloze reorganisaties overleefde. Ik zag hem bij Albert Heijn van twintig meter afstand verlekkerd mijn richting op kijken, zorgvuldig zijn boodschappentassen neerzettend, klaar voor conversatie. De dorpspomp bij het schoolplein had zijn werk gedaan. ‘Wat hoorde ik nou?’, liep hij op me toe.
Ik kom weer in mijn kracht
Een week na de ZZP bijeenkomst zit ik tegenover de heer P., Adviseur werk van het WERKplein – opnieuw in het troosteloze UWV-pand aan de Platinaweg dat voorzien is van een atrium. We zitten aan een tafel met twee schotten aan weerszijden. Meneer P. heeft zijn deel van de tafel ingericht als bureau, met in de hoek een pennenbakje waar een strip aspirine uitsteekt.
Hij heeft goed nieuws. Hij wijst op de mogelijkheid freelancer te worden in plaats van zzp’er. Ik wist niet dat er verschil tussen bestond maar na het – bijna warme – gesprek met de heer P. weet ik wat mij te doen staat. Een menselijke stem doet soms wonderen.
Ik hoop dat ik de mensen snel weer zonder benauwenis tegemoet kan treden en met enige trots kan zeggen: ik ben tegenwoordig freelancer. Een team van coaches, betaald uit de outplacementvergoeding van mijn laatste werkgever, staat me bij. Ik kom weer in mijn kracht. En dat zal zich vast terugbetalen. Dus als mijn oudste dochter weer eens vraagt of we arm zijn kan ik gewoon pesterig antwoorden: ‘Nee we zijn best wel rijk. Maar je ouders geven te veel uit. Vooral aan jou.’
Frans Oremus
Zo pijnlijk inderdaad, dat UWV. Was zelf (zoals je weet) in 2012 totaal negen maanden gedoemd om ermee te onderhandelen, want ontslagen na faillissement. Dus verder als ZZP met behoud van uitkering. Website: dramatisch. Echte site (industriegebied Kerketuinen): deprimerend. Cursussen door ‘werkcoaches’: een lachertje, tijd- en dossiervulling. Oftewel, welkom in het E-NL van 2014. Met mij (Einde ZZP, weer een baan, hoera) nu alles ok.
Jij, met jouw ervaring, vlotte penvoering, ’t zou toch ook moeten lukken… Free-Lance, ZZP of job: good luck!
Pingback: UWV-angst | Uitgewerkt
Genoten heb ik van je stukje over de implicaties van werkeloosheid. Zelfs op deze treurige dag. Zo herkenbaar. Via via kreeg ik de bijlage van de Volkskrant daar waar we vroeger meerdere abonnementen hadden. Veel wandelen helpt. Hopelijk heb je weer werk, aan je schrijfstijl kan het niet liggen.
Mooi stuk, fijn om te lezen, ik zou meer stukken als dit willen lezen.
Ondanks het feit dat 1 op de 9,5 mensen zonder werk zit, weten vrij weinig mensen wat het betekent overgeleverd te zijn aan de overheid. Bijstand is nog erger. Dan ben je echt een gevangene met verplicht onzinnig werk, verplichte workshops en verplichte coaching, onder dreigement van korting op je uitkering. Uitgaande van de maakbare samenleving, de maakbare mens. En dat alles omgeving door een denigrerende en respectloze benadering door mensen die dankzij jou een baan hebben. Hoe raar kan de wereld zijn?